De trailer van De Belofte van Pisa greep me al gelijk aan: rapmuziek van Boef, klassieke muziek van Bach, de straatcultuur van Amsterdam-Noord, de bekakte muziekschool in Oud-Zuid. Het zijn deze tegenstellingen die met elkaar verweven raken.
De schrijver van het boek met gelijknamige titel heb ik verschillende keren voorbij zien komen op televisie. Ik zat in de vierde klas van het vwo toen Mano Bouzamour bij Pauw en Witteman over zijn boek vertelde. De Belofte van Pisa verscheen in oktober 2019 in de Nederlandse bioscopen.
Ik woonde nog maar een paar weken op kamers toen ik door een paar vrienden, die ik eveneens ook net had leren kennen, mee werd gevraagd. Ik hoefde daar natuurlijk niet lang over te twijfelen.
Ik nam de trein vanaf Amsterdam Centraal naar Utrecht Centraal. Op het perron zag ik Mano Bouzamour. Ik wist bijna zeker dat hij óók naar De Belofte van Pisa ging, het is immers zijn eigen film. Hij stond daar met – zo kwam ik later nog achter – regisseur Norbert ter Hall en scenarioschrijver Alberdingk Thijm. Ik wilde op hem afstappen en vertellen dat ik naar zijn film zou gaan, maar ik deed het – uit voorzichtigheid vooral – niet.
Het was redelijk druk toen ik aankwam bij Kinepolis Utrecht. Ik zag daar weer Mano Bouzamour. De film zou blijkbaar voor het eerst aan het grote publiek worden vertoond tijdens het Nederlands filmfestival.
Ik moet toegeven dat ik het boek (nog) niet gelezen heb. Desondanks kan ik wel vertellen dat er één wezenlijk verschil is. In de film speelt de hoofdpersoon een trompet, in het boek is dat een piano. Ik vermoed dat omwille van de filmproductie is gekozen voor een trompet. Het doet in ieder geval niet tekort aan de symboliek van het muziekinstrument: de hoofdpersoon heeft een groot talent.
Ik was – zoals ik al eerder heb geschreven – nog maar een paar weken op kamers toen ik deze film zag. Hij maakte indruk op mij, maar dat niet alleen: veel elementen uit de film kwamen overeen met mijn eigen leven. De film gaat over identiteit, of om nog specifieker te zijn: een identiteitsstrijd. Het gaat ook over het maken van een belofte. De hoofdpersoon belooft aan zijn broer dat hij zijn school af zal maken.
Samir, die steevast Sam wordt genoemd door zijn vrienden, heeft een talent. Hij kan heel goed met de trompet spelen. Dit valt ook zijn broer Mo en diens vriend Soefi op. Zij brengen hem naar het Muzieklyceum Zuid, een bekakte muziekschool in Oud-Zuid. De tegenstellingen – enerzijds de straatcultuur en anderzijds de bekakte verschijning – treden nu al op de voorgrond. Daar waar de docenten nette, maar vooral gewone pakken dragen, komen de broers in opvallende, glimmende pakken die in de straatcultuur populair zijn.
”Wat ga je voor ons spelen, Sam?’’, vraagt één van de docenten tijdens de auditie. ‘’Bach, meneer’’ is het antwoord van Samir. De auditie verloopt soepel. Samir wordt aangenomen op de muziekschool. Om dit te vieren brengen Mo en Soefi hem naar het bordeel.
De avond wordt afgesloten met een bezoek aan Ijssalon Pisa. Op de achtergrond hoor je het lied Another Life van LAKSHMI. De tekst van dit lied is een weerspiegeling van de film:
‘’Where do I go from here? I can’t see nothing clear. Gotta shake all my fears. Looking for another life.’’
Samir doet zijn broer daar een belofte: hij zal – wat er ook gebeurt – zijn school afmaken en thuiskomen met een diploma. Deze scène bereikt een anticlimax wanneer uit het fontein een arrestatieteam tevoorschijn komt en Mo en Soefi arresteert. Sam staat er voortaan alleen voor.
Op de scooter van zijn broer – die inmiddels in de gevangenis vertoeft – komt hij aan op de eerste schooldag van het muzieklyceum. ”Ik ben Samir, de meeste mensen noemen mij Sam’’ is het eerste wat hij zegt als hij te laat komt in de klas. Daar valt hem Annelies op, die wordt gespeeld door Olivia Lonsdale.
De identiteitsstrijd blijkt ook uit de naam Sam of Samir – ja, dat is de strijd: de enerzijds Marokkaanse Samir, de anderzijds Nederlands klinkende Sam. Hij is opgegroeid in Amsterdam-Noord. Op de straat wordt iedereen genoemd bij zijn bijnaam. Deze bijnamen verwijzen vaak naar een karakter van de persoon. Een van de vrienden van Sam(ir) heet Duivel. Dit doet me denken aan de bijnamen die de jongens uit mijn oude buurt hadden: Groothoofd, Scarface, Diamanttand, Bobslee, etc.
De liefdesverhouding tussen Sam en Annelies verduidelijkt nog eens de identiteitsstrijd en dé cultuurverschillen. Hij is Marokkaans en islamitisch, zij Nederlands en joods. Zij zijn verliefd op elkaar, maar de cultuurverschillen maken dat ze op een gegeven moment uit elkaar moeten. Samir heeft de ouders van Annelies ontmoet, maar zij nog niet die van hem. Hij wil dit niet, omdat hij niet thuis kan komen met een Nederlands, joods meisje. Dit is een pijnlijk moment.
De uiterlijke verandering van Sam gedurende de film is opvallend. De film begint met Samir die een ‘’opscheertje’’ heeft en trainingspakken draagt. Hij is de belichaming van de stereotiepe allochtoon van de straat. Naarmate Sam zich ontwikkelt en verder komt op de muziekschool laat hij zijn haren groeien en draagt hij typische yuppenkleding: witte sneakers, felgekleurde t-shirts en sweaters én opgerolde broekspijpen.
Deze uiterlijke verandering is enigszins kenmerkend voor mijn eigen ontwikkeling. Daar waar ik nog in het eerste jaar van mijn studie rondliep met gemillimeterd haar of een ‘’opscheertje’’ had, laat ik nu mijn haren groeien. Tot nog niet eens zo lang geleden liet ik mijn haren knippen in een garage door een vriend. Ik weet nog dat ik – toen ik net in Amsterdam was komen wonen – voor het eerst naar de Hair Artist ging in Amsterdam-Oost. Ik was op zoek naar een kapper die wel raad wist met mijn lange en dikke haar.
Een scène die voor mij boekdelen sprak is hét moederlijke gesprek tussen de Marokkaanse schoonmaakster van de muziekschool en Samir. ‘’Als je wilt slagen, hou dan je ogen open en kijk hoe zij het doen. Doe zoals zij, leer zoals zij doen, praat zoals zij. Maar vergeet nooit je afkomst’’ krijgt hij als advies van haar. Zij draagt een blauwe schoonmakersoutfit.
Ik moest – vooral toen ik de outfit van de schoonmaakster zag – denken aan mijn eigen middelbare schooljaren. Mijn ouders waren destijds schoonmakers op mijn middelbare school. Mijn moeder droeg precies dezelfde outfit. Het deed me des te meer denken aan mijn eigen identiteitsstrijd op die school: ik zat als enige leerling met niet-westerse achtergrond in een vwo-klas.
Het moment waarop Sam(ir) de belofte doet aan zijn broer vind ik prachtig. ‘’Ik beloof het’’ zegt Samir tegen zijn broer, waarop hij zijn duim legt op de lippen van zijn broertje – hij bekrachtigt hiermee nog eens zijn woorden, zijn belofte.
Deze scène doet me ook denken aan mijn eigen belofte. Ik heb tussen mijn tweede en derde jaar van mijn rechtenstudie (wegens persoonlijke omstandigheden) een hiaat gehad van iets meer dan een halfjaar, waarin ik niet heb kunnen studeren. Ik stond in mijn derde jaar voor de keuze – op advies van de studieadviseur – om al vroeg te stoppen of om één vak per periode te volgen. Ik heb toen de keuze gemaakt om er volledig voor te gaan. Ik heb mezelf ook de belofte gedaan dat ik alles, maar dan ook echt alles, zou doen om iets van mijn leven te maken. Dat is mijn belofte.